Roermond is sinds 1559 een bisschopsstad, een welkome ontwikkeling nadat de stad een fikse stadsbrand achter de rug had. De kerk doorstond onder andere de Beeldenstorm, een plundering door de troepen van Willem van Oranje, verschillende hevige stormen en een aardbeving.
Bovendien brandde de toren enkele malen volledig uit na blikseminslagen. Maar deze gebeurtenissen waren nog niet eens oorzaak van de zwaarste verwoesting van de kerk, want die had ze te verduren op 28 februari 1945.
De Duitsers bliezen de toren op om te voorkomen dat Engelse troepen deze konden gebruiken als uitkijkpost. De kerk bleef achter als een ruine. Een dag later werd Roermond bevrijd, maar pas in 1957 was de herbouw van de kerk voltooid.
In dat jaar werd ook het Sint-Christoffelbeeld gemaakt, dat in zijn gouden glans, ogenschijnlijk onwankelbaar, nog steeds hoog op de toren van de kathedraal prijkt.
Het beeld is extra bijzonder voor de stad, want het draagt letterlijk de inwoners van Roermond met zich mee: zij kregen bij het hijsen van het beeld de kans om hun naam te noteren op een rol perkament die in een koker van het beeld werd gestopt.